Om een paling ook werkelijk uit het water te kunnen krijgen, moeten we over een stevige hengel beschikken. Ook een snelle maar toch krachte molen is noodzakelijk. Palingen hebben namelijk de neiging om zich, tijdens het binnendraaien, ergens omheen te draaien.

Wanneer dat gebeurt, is het vrijwel niet meer mogelijk de paling los te krijgen. Om deze reden is het dus niet mogelijk een paling moe te drillen. Bij een aanbeet moeten we onmiddellijk binnendraaien en dan ook werkelijk blijven binnendraaien. Om die reden een stevige hengel en snelle molen dus.

Op paling kan het beste worden gevist met maar 1 haak. De beste resultaten worden meestal gemaakt met een onderlijn zonder afhouders en een behoorlijk lange aaslijn. Een paling moet namelijk zo weinig mogelijk weerstand voelen bij het pakken van het aas. Als de weerstand te groot is, is het mogelijk dat de paling het aas weer loslaat.

Gebruik bij voorkeur de onderlijn waarbij het lood langs de hoofdlijn schuift. Het voordeel van deze onderlijn is ook dat de haaklijn gemakkelijk verwisseld kan worden. Dit is bij het palingvissen vaak nodig, omdat een paling zich vaak in de lijn draait en dan moeilijk te onthaken is. De haaklijn verwisselen werkt dan veel sneller. Zie voor een beschrijving van de onderlijn de rubriek onderlijnen.

De haak mag niet al te groot zijn. Al hebben zoutwaterpalingen een grotere bek dan hun zoetwater broers en zusters, echt groot is hij niet. Een nummer 6 of 4 voldoet prima. Zorg er wel voor dat de haak vlijmscherp is.

Gebruik bij voorkeur zwartgekleurde haken. Palingen zijn echt op alles bedacht. Als ze het aas niet vertrouwen, nemen ze het niet.

Bij het aas voor de paling moeten we in ieder geval op 1 belangrijk punt letten: het aas moet heel vers zijn. Aan oud aas vang je absoluut geen paling. Zeepieren en vooral zagers voldoen prima. Als je aan zachte krab kunt komen: dit is nummer 1. Maar zager en zeepier zijn een goede tweede. Een paling zal er echt niet zomaar voorbij zwemmen.