Zorg er ook voor dat de haak sterk genoeg is. Een tong die op grotere afstand wordt gevangen zal niet gemakkelijk zijn binnen te draaien. De tong kromt zijn lichaam helemaal, om zoveel mogelijk weerstand te bieden. Een te zwakke haak zal gauw uitbuigen en dat gebeurt altijd wanneer er eindelijk een schoenmaatje 45 aan hangt.

Wanneer je ’s avonds op tong vist, moet je eens proberen niet te ver uit de kant te vissen. Ik weet dat het moeilijk is om jezelf te bedwingen, maar maak voor de verandering eens een kort worpje. Soms wordt er op 40 meter uit de kant veel meer gevangen dan op 80 meter.

Als je met twee hengels vist, is dat gemakkelijk te controleren: vis met een hengel op zo’n 30 tot 40 meter uit de kant en met de andere op 80 of meer meter. Op een gegeven moment weet je vanzelf op welke afstand het meeste gevangen wordt.

Over de hengel kunnen we kort zijn. Iedere strand- of andere zeehengel zal voldoen. De aanbeet van een tong is meestal kort maar fel: een ferme tik op de hengeltop …… en dan ineens niks meer. Bij een hengel met een soepele top zal dit goed zichtbaar zijn. Zorg er voor dat de hengel niet te kort is. Vooral bij een visstek met veel stenen werkt een langere hengel gemakkelijker.

De tong vindt het aas aantrekkelijker als het stil op de bodem ligt. Omdat het in zee toch altijd wel wat stroomt, moet de hengel voldoende loodgewicht kunnen dragen. Een werpvermogen tussen de 100 en 150 gram is meestal wel voldoende.

Verder met tong >>